Psalm 121 – De Heer zal je Beschermen

Bijbeltekst

Een Pelgrimslied.

God is uw Helper

1: Ik sla mijn ogen op naar de bergen, van waar komt mijn hulp?

2: Mijn hulp komt van de HEER die hemel en aarde gemaakt heeft.

God is uw Bewaarder

3: Hij zal je voet niet laten wankelen, hij zal niet sluimeren, je wachter.

4: Nee, hij sluimert niet, hij slaapt niet, de wachter van Israël.

5: De HEER is je wachter, de HEER is de schaduw aan je rechterhand:

6: overdag kan de zon je niet steken, bij nacht de maan je niet schaden.

7: De HEER behoedt je voor alle kwaad, hij waakt over je leven,

8: de HEER houdt de wacht over je gaan en je komen van nu tot in eeuwigheid.

The Message

1-2: I look up to the mountains; does my strength come from mountains? No, my strength comes from God, who made heaven, and earth, and mountains.

3-4: He won’t let you stumble, your Guardian God won’t fall asleep. Not on your life! Israel’s Guardian will never doze or sleep.

5-6: God’s your Guardian, right at your side to protect you – Shielding you from sunstroke, sheltering you from moonstroke.

7-8: God guards you from every evil, he guards your very life. He guards you when you leave and when you retrun, he guards you now, he guards you always.

Uitleg

Sommigen noemen deze psalm de “soldaten” psalm. Ze denken dat deze psalm is geschreven in één van de leger kampen wanneer David zijn leven riskeerde op de hoogvlakten in het veld, en hij God vertrouwde over zijn leven in de dag van de strijd.

Anderen noemen het een “pelgrim” psalm (omdat er eigenlijk niets echt wijst naar specifieke leger gevaren). Ze denken dat hij het schreef als hij op stap ging als gebed, lied voor alles wat hij mij nam en voor goed geschelschap op zijn reis (zowel het lied om te ondersteunen psychish, alsook wie hij zou tegenkomen).

Maar eigenlijk maakt het niet zoveel uit, waar of voor welke specifiek doel het misschien geschreven was in Davids hoofd. Waar we ook zijn, thuis of op reis, we worden voortdurend blootgesteld aan gevaren, zelfs aan meer gevaar dan we soms denken. Deze psalm verwijst ons en bemoedigd ons om ons vertrouwen te leggen in de trouw van God, en om in geloof on zijn bescherming te gaan staan en ons door Hem te laten verzorgen. En dit moeten we met volle overtuiging en voldoening ook doen en zingen voor de HEER in deze psalm.

David verzekerd zichzelf van de hulp van God (v1-2). Hij verzekert ook anderen van deze hulp (v3-8). Een lied in stijgende graad.

Deze psalm leert ons het volgende.

  1. Om bij God te blijven omdat hij een God van kracht is en een God die in alles voorziet. David deed dit in zijn leven en zag het voordeel ervan om zo te leven. We moeten ons volledig vertrouwen niet stellen op andere wezens, mensen of materiële zaken. Zo kan je vers 1 lezen “Ik sla mijn ogen op naar de bergen, van waar komt mijn hulp?” Zal ik afhankelijk moeten zijn van de kracht van de aarde, de sterkte van bergen, van prinsen, van mensen, die zoals de bergen de aarde vervullen. Er komt geen hulp van die berg. De hulp komt van God, God alleen. In hem kan je vol vertrouwen scheppen. We moeten onze ogen boven de bergen richten, we moeten voorbij het materiele op aarde kijken naar God, die deze zaken gemaakt heeft, die deze berg gemaakt heeft. Vers 2: Mijn hulp komt van de HEER die hemel en aarde gemaakt heeft.
  2. We moeten al onze hulp in God zijn handen leggen. We moeten het leggen in zijn macht en goedheid, zijn voorzienigheid en genade; en van hem mogen we verwachten dat het komt: “Mijn hulp komt van de Heer, de hulp die ik nodig heb zal van hem komen en ik verwacht dat die zal komen op Zijn manier en Zijn tijd. Als Hij niet kan helpen, dan kan niemand anders helpen. Als hij wel kan helpen, dan kan niemand hem tegenhouden.”
  1. We moeten de hulp van God halen, door geloof in zijn beloften en door op gepaste wijze rekening te houden met al zijn instellingen: zijn kerk, zijn gemeente. We moeten vertrouwen putten uit God omdat hij diegene is die hemel en aarde gemaakt heeft. Iemand die dit gemaakt heeft, kan ook alle andere dingen doen. Hij maakt de wereld vanuit het niets, Hij alleen, door gewoon te spreken. Hij heeft de kracht om al onze problemen en zorgen te overstijgen. Hij die hemel en aarde maakte is dan ook de Heer over allen die deze aarde bewonen en kan ons dus van hem maken zoals hij wil dat het volk geholpen wordt. Echter kan hij zich er ook van af houden en op afstand blijven als Hij niet blij is met wat ze doen. Hij is een rechtvaardige God.
  2. We mogen troost zoeken bij God wanneer onze moeilijkheden en gevaren het grootst zijn. In deze psalm staat vermeld dat als we vertrouwen in God stellen, en ons op zijn pad houden in ons doen, we altijd veilig zullen zijn onder zijn bescherming. Het echte kwaad zal ons niet kunnen vatten. De beproevingen die we tegen komen is voor ons goed want Hij weet dat ze goed zijn voor ons. ( Vers 3 )
  3. God zelf is onze beschermer: de Heer is je wachter (vers 5). Welke opdracht Hij aan zijn engelen ook geeft omtrent Zijn volk, hij laat je niet los en blijft verantwoordelijk en uiteindelijke beschermer. Of elke persoon nu een engel als zijn beschermer heeft of niet, we zijn er zeker van zijn dat we God zelf als beschermer hebben. Het is de oneindige wijsheid en de oneindige kracht van God die werkt, en de veiligheid brengt aan hen die zich onder God hebben gesteld. Deze wijsheid en kracht moeten goed worden bewaard ook. En als je onder verdrukking komt of gevangen genomen wordt, dan zal Hij zorgen dat deze kracht en wijsheid bewaard blijven.
  4. Vers 4: God is de wachter van Israël. Als hij de wachter is van Israël dan zal hij ook de wachter zijn van jou (vers5: De HERE is uw bewaarder). De herder van de kudde, is ook herder van elke schaap en zal zich over elk schaap ontfermen, zelfs over de aller kleinsten. God is een wakkere bewaarder “Hij sluimert noch slaapt” (vers 4). Hij sliep nooit en zal nooit slapen, want Hij is nooit moe. Niet alleen slaapt Hij niet, maar Hij sluimert ook niet. Hij blijft over je waken.
    Slapende Goden: In Egyptische of Ugaritische literatuur komt het vaak voor dat goden slapen. In 1 Koningen 18:27 wordt door Elia de opmerking gemaakt dat Baäl misschien slaapt. In deze psalm wordt benadrukt dat de God van Israël niet slaapt.
  5. God is niet enkel de bewaker van zijn kudde, maar hij verkwikt hen ook. Hij is hun schaduw. Vers6: “De zon zal u des daags niet steken, …”. Hij staat zo dicht bij jou als een schaduw steeds bij jou is. Niet ver en zeer nabij. Hen berschermde van de schroeiende hitte, zoals de schaduw van een grote rots over een vermoeid land. Onder die rots kan je schuilen in vreugde en zekerheid. Hij is dus steeds nabij bij zijn volk voor hun bescherming en verkwikking. Hij is de bewaker en de schaduw op hun hand, zodat hij nooit ver te zoeken is. Vers5: “De HERE is uw schaduw aan uw rechterhand.” De rechterhand is de werkende hand; ga daarom aan het werk en je zal zien dat God naast jou klaar staat om je te helpen en je succes te geven.
  6. De HEER zal je beschermen tegen alle kwaadaardige invloeden van de hemellichamen . Vers 6: “De zon zal u des daags niet steken, nog de maan des nachts.” De zon zal jullie niet verbranden door de hitte van de dag. De maan zal jullie geen kwaad doen door haar koude en vochtigheid in de nacht. De zon en de maan zijn een grote zegen voor de mensheid, echter door onze zonde in de schepping, doen deze hemellichamen ook pijn aan mensen. Echter zal God er voor zorgen dat ze Zijn volk nooit zullen kwaad doen. Hij zal hun bewaren overdag als ’s nachts, net zoals hij Israël in de woestijn beschermde door een wolk overdag en een warme vlam gedurende de nacht. Je kan het vers 6 ook lezen dat je door de Heer zal beschermt worden tegen de vijanden die overdag je met velen willen aanvallen. Maar ook ’s nachts zal Hij bescherming bieden tegen de sluwe geheime aanvallen in de koude van de nacht op het volk.
  7. De bescherming van God zal je veilig houden tegen alles. Zelfs tegen het volgende dat vermeld staat in vers 7: “De HERE zal u bewaren voor alle kwaad, Hij zal uw ziel bewaren.” Hij zal je dus beschermen tegen alle kwaad: al het kwaad dat er ook maar bestaat in de wereld. Hij zal het kwade tegenhouden om jou kwaad te doen. Zelfs hetgene dat dood doet, zal geen pijn doen.
  8. Vers 7: “… Hij zal uw ziel bewaren.” God zal zich ook ontfermen over je geestelijke leven en zal zelfs jou ziel beschermen en bewaren. Alle zielen zijn van hem. En de ziel is de mens, en daarom zal hij met veel zorg zich over je ontfermen zodat ze beschermt blijven tegen zonde en krachtig blijven tijden beproevingen. Hij zal ervoor zorgen dat ze niet voor eeuwig vergaan.
  9. God zal ons beschermen in al onze wegen. Vers 8: “De HERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren vanaf nu aan tot in eeuwigheid.” Je zal onder zijn bescherming staan in al je reizen en wandels, zowel als je weg gaat uit je huis, land als dat je er naar terugkeert. Net zoals hij Israël beschermde in de woestijn. Hij zal u voorspoedig maken in al uw zaken in binnen- en buitenland, in het begin en bij de afsluiting van deze zaken. Hij zal je bewaren zowel in het leven als bij de dood. Als je naar buiten gaat en het leven in stapt als dat je terug thuis komt na je dood. Hij zal bij je zijn als je gaat werken en als je terugkomt. En boven al zal hij dit doen van nu al aan tot in eeuwigheid. Hij is altijd bij jou en zal zich altijd over je ontfermen. “Hij zal je gids zijn tijdens je dood, hij zal je bewaren in je graf en je doen schuilen in de hemel. Hij zal je bewaren in zijn hemelse rijk. God zal zijn kerk en mensen voor eeuwig beschermen, zelfs tot aan het einde van de wereld. De Geest, die hun behoeder en trooster is, zal voor altijd bij hen blijven.

Zie zijn Grootheid

Zorg ervoor dat u uw ogen hoog genoeg opslaat, zodat u door het geloof de grote God ziet die voor u zorgt.

Als de zaken op aarde te groot voor u lijken om te kunnen hanteren, sla uw ogen dan op tot God.

God is Mijn Helper

Veel mannen vinden het moeilijk om aan anderen hulp te vragen. Ze lossen het liever zelf op. Dat past beter bij het klassieke rolpatroon. Toch is het goed dat er op veel terreinen hulp is. Maar weinig mannen zijn tenslotte “van alle markten thuis.”

De dichter van de deze psalm heeft ook hulp nodig, maar zijn nood gaat verder dan aarse problemen. Hij heeft hulp nodig voor lichaam en ziel, in moeite en verdriet, in verzoeking en verleiding, in nood en gevaar. Op elk gebied is vallen mogelijk.

Daarom richt hij zijn blik naar boven, naar de bergen van Kanaän. In geloof belijdt hij dan dat zijn hulp niet van de bergen komt, maar van de Schepper van hemel en aarde. God zal met hem gaan, aan zijn rechterhand, dag en nacht.

Deze bekende psalm wil ons leren om elke dag te zeggen, en misschien wel een paar keer te herhalen in de auto naar je werk: de HEERE is mijn Bewaarder, de schaduw aan mijn rechterhand.

Met de psalmdichter mag je weten: wie op God vertrouwt, zal door Hem bewaard worden. Van nu aan tot in eeuwigheid.

De Pelgrimsweg

Vertrouw op wat betrouwbaar is in je leven:

  • God
  • Gods woord
  • Wij moeten betrouwbaar iemand zijn voor anderen.

Vertrouw niet op iets wat onbetrouwbaar is. Wantrouwen is geschonden vertrouwen (zie psalm 120).

Psalm 120 – Geschonden Vertrouwen

Bijbeltekst

Heer, straf mijn vijanden

1: Roep ik in mijn nood tot de HEER, hij geeft mij antwoord.

2: Bevrijd mijn ziel, HEER, van lippen die liegen, van de tong die bedriegt.

3: Wat zal je straf zijn, bedrieglijke tong, en wat je straf nog verzwaren?

4: Pijlen, gescherpt voor de strijd, en dan gloeiend houtskool van brem!

Ik Verlang naar Vrede

5: Ach, dat ik moet wonen in Mesech, ver van huis bij de tenten van Kedar.

6: Te lang al woont mijn ziel bij mensen die vrede haten.

7: Spreek ik woorden van vrede, zij willen oorlog.

Uitleg

De Pelgrimsliederen: Psalm 120 – 134

Deze psalm is de eerste van de vijftien psalmen die samen werden gegroepeerd onder “Een Pelgrimslied” of ook wel andere verwijzingen als “Liedjes in Graden, stijgende graad”. Men weet niet goed waarom ze onder die titel zijn geschreven, zelfs de Joden niet. Wat men wel denkt te zien is dat de psalmen niet allemaal terzelfde tijd en door de zelfde hand zijn geschreven. Vier psalmen kunnen zeker toegeschreven worden aan David, en één daarvan is speciaal bedoelt voor Solomon, en misschien wel door hem geschreven. Sommige psalmen waren bedoeld om persoonlijk in de kast te houden, anderen voor de familie, anderen dan weer voor het algemene publiek. Dus misschien heeft diegene die deze vijftien psalmen publiceerde er deze naam voor gegegen. Sommigen vermoeden dat ze zo worden genoemd vanwege hun uitzonderlijke excellentie (het lied van de liederen, liederen van graden, liederen in de hoogste stijgende graad), anderen vermoeden dan weer dat het grondtoon was waarin de liederen werden geschreven, of de muzikale instrumenten die gebruikt werden voor deze liederen, of omdat de stem heel hoog deze liederen moest zingen. Sommigen denken dat deze psalmen werden gezongen op de vijftien tredes van de trappen die mensen naar boven bracht van de uiterlijke hof naar het innerlijke hof van de tempel. Anderen zien het als de stappen van mensen die op een reis zijn vanuit de gevangenis die ze verlaten hebben.

Wat we zeker kunnen observeren is dat het kort psalmen zijn. Allen zijn kort en één ervan zeer kort bestaande uit drie versen. En ze worden geplaatst na Psalm 119, die bijna de langste psalm van allen is. Het zou kunnen dat de 15 psalmen van Psalm 120 naar 134 eigenlijk één grote psalm was die ze hebben opgesplitst in kleinere psalmen, maar die wel gezamenlijk gebracht werden als één groot lied met telkens een korte pauze tussen elke psalm: net zoals velen tredes een trap maken.

We observeren ook dat in de samenstelling van de Psalmen, we telkens een climax of “stijging” tegen komen doordat het voorgaande woord wordt herhaalt maar naar iets anders stijgt. Bijvoorbeeld: “Te lang al woont mijn ziel bij mensen die vrede haten. Spreek ik woorden van vrede, zij willen oorlog.” Misschien van daar dat de naam ook komt van liederen van stijging.

De nadruk in dit ‘gezangenboek’ ligt op vertrouwen in de God van de berg Sion, zelfs te midden van lijden en beproeving. De auteurs beschrijven zowel de beproevingen als de overwinningen van het volk van God en openbaren dat God met zijn volk is – welke moeilijkheden er ook zijn.

Deze psalm 120 wordt verondersteld door David te zijn geschreven toen Doeg hem en de priesters bij Saul beschuldigde, en omdat de psalmist klaagt dat hij uit de gemeente van de Heer is verdreven en onder barbaarse mensen is gedwongen te leven.

Door deze psalm te zingen, kunnen we onszelf troosten met betrekking tot het kwade dat onze tong kan doen, wanneer we op enig moment ten onrechte onder de plaag van deze tong vallen.

Vers 1 – 4: Heer Straf mijn Vijanden

David vraagt hier om bevrijding van zijn valse tong door gebed. Hij schrijft hier zijn eigen ervaring neer. Hij werd in nood gebracht, in grote nood, door leugenachtige lippen en een bedrieglijke tong. Er waren mensen die zijn ondergang wouden en ze waren er bijna in geslaagd door enkel te liegen.

  1. Door leugens te vertellen tegen hem. Ze vleien hem met geveinsde vriendschappen aan, beloofden hem goedheid en dienstbaarheid, zodat ze hun plannen tegen hem veilig en zonder argwaan konden voortzetten. Zijn raadgevers werden ook bedrogen, om hem zo ook aan te vallen via die weg. Ze lachten in zijn gezicht en omhelsden hem, terwijl ze hem eigenlijk liefst dood wouden. De gevaarlijkste vijanden, waar je je ook het moeilijkst tegen kan beschermen, zijn zij die je kwaad willen doen onder de vlag van vriendschap. Dat de Heer iedere goede man mag verlossen van een dergelijke bedrieglijke tong.
  2. Door leugens over hem te vertellen. Ze klaagden hem valselijk aan door hem de schuld te geven van zaken waar hij helemaal niets van wist. Dit is vaak het lot geweest, niet alleen van onschuldigen, maar ook van de grote excellenties van de aarde, die zeer in nood kwamen te staan door leugenachtige lippen. Hun namen werden niet alleen zwart gemaakt door laster en valse getuigenissen (roddels), maar ook hun leven en alles wat hun dierbaar was in deze wereld werd bedreigd door deze liegende tongen.

David hierin gelijk aan Jezus Christus die ook bedreigd en “ten onder ging” (werelds gezien) door leugens en een bedrieglijke tong.

In zijn nood roept David naar de Heer door een gelovig en krachtig gebed: “In mijn nood roep ik to u HEER…”. David heeft geen beschermingsmuur tegen de valse tongen rond hem, en daarom roept hij uit naar God die de harten van alle mensen onder hem heeft. De Heer God die de macht heeft over de zielen van de slechte mensen, en als Hij het wil kan hij hun tongen breken. Zijn gebed aan de Heer was om “Zijn ziel te verlossen van de lippen die liegen” zodat zijn vijanden niet tot zijn ruïne zouden lijden door deze vervloekte methodes van leugens. David had zelf steeds hard gebeden om zelf niet te beginnen liegen. Hij haatte dit ook in zichzelf, en daarom wild hij niet vervat en gevangen worden door de leugens van anderen en de gevolgen ervan. “Ik kaat, ik verafschuw de leugen, maar uw wet heb ik lief.” (Psalm 119:163).

David ontving een genadig antwoord van de Heer. God aanhoorde hem. Zijn vijanden die een listig plan hadden van leugens, werden uiteindelijk toch verbijsterd en verslaan en slaagden er niet in het kwaad aan te doen dat ze van plan waren met David. De God van waarheid, zal altijd zijn volk beschermen van leugende lippen.

Vers 3 en 4: De ondergang van een valse tong door geloof

Zoals God zijn mensen zal beschermen van een ondeugende generatie, so zal hij ook afrekenen met zijn vijanden. De waarschuwing in deze verzen is geaddresseerd naar de zondige zelf, zodat zijn ziel zou ontwaken, als hij er nog een heeft: “Wat zal je straf zijn, door de rechtvaardige rechter van hemel en aarde, bedrieglijke tong, en wat je straf nog verzwaren?” Moesten zondaars weten wat hen zou overkomen, ze zouden het zeker niet meer doen. Echter blijvende leugenaars zal het volgende overkomen: “Pijlen, gescherpt voor de strijd, en dan gloeiend houtskool van brem!”, hetgeen eigenlijk betekent dat ze zullen vallen en voor eeuwig liegen onder de wraak van God, en ze zullen er zelf de pijnen en gevolgen zwaar van ondervinden van hetgeen ze als zondaar doen. Gelijk pijlen die hun zondig gedrag zullen raken zodat hij zou erkennen wat hij fout doet zonder te weten wie hem eigenlijk zelf pijn doet. Dit is de waarschuwing naar leugenaars. God zal naar hen schieten met pijlen, en plots zullen ze zwaar gewond raken. Ze hadden God op een verre afstand gezet in hun leven, maar van ver zullen de pijlen hun toch kunnen bereiken. Het zijn zeer scherpe pijlen, en pijlen van de allermachtigste, God, die door zelfs het sterkste harnas heen zullen gaan en het hardste hart raken. Dit zijn de verschrikkingen van de Heer: zijn pijlen. De wraak van God is als brandende kolen, die geen vlam hebben of kraken, maar zo’n krachtige hitte afgeven en een vuur heel lang aanhouden al zou je denken dat ze niet branden. Dit is het dele van de valse tong: want al diegene die van de leugen houden en liegen zullen deel krijgen van dit meer dat eeuwig zal branden.

Bevrijding: Woorden kunnen pijn doen, en de psalmist voelde ze pijnlijk. Alleen God kan u bevijrden van leugens en hun vernietigende kracht. Zorg ervoor dat u voor de waarheid staat in uw leven.

Vers 5-7: Ik Verlang naar Vrede

De psalmist klaagt hier voor de slechte buurt waar hij in gedreven is. Hij vermeld dat hij verblijft in Mesach en Kedar. Maar het is wel niet zo dat we ooit ergens anders lezen dat David rondhing in het land van Mesech en Kedar. We lezen overal dat hij zich nooit ver bevond van zijn geboorteland. Hij woonde wel tussen ruwe en barbaarse volkeren, net zoals de inwoners van Mesech en Kedar. Net zoals wij soms eens een vergelijking maken met een andere plaats om het kracht bij te zetten in wat voor omstandigheden of buurten we wonen.

Deze omstandigheden deden hem roepen naar de Heer.

  1. Hij was gedwongen om te leven op een afstand van God. Terwijl hij werd verbannen, zag hij zijn eigen als een “bijwoner”, een “buitenlander” nooit thuis voelend. Daarom verlangde hij zo om dicht bij het altaar van God te zijn, waar zijn thuis is. Hij is ongelukkig en roept in nood omdat zijn verblijf maar verlengt en verlengt in deze slechte buurt, dat hij niet naar huis kan naar zijn veilige rustplaats bij God, maar dat hij op zo’n afstand moet verblijven. Een goed mens zal zich nooit thuis voelen als hij verbannen is van God of deze niet dicht bij de persoon is. En het is verschrikkelijk ellendig voor mensen die van God houden, om zonder zijn aanwezigheid en zonder zijn genade te kunnen leven, als ze onder verdrukkig en door kracht van hem verwijderd worden.
  2. David was dus gedwongen om te leven tussen slechte mensen, die onder meer slecht met hem omgingen. Hij woonde in de tenten van Kedar, waar de herders waarschijnlijk een slechte naam hadden omdat ze twistziek waren, zoals de herders van Abraham en Lot. Om lang bij zulke mensen te wonen is inderdaad pijnlijk, want het zijn erge doornen, krassend en verscheurend, en tonen voortdurend de oude vijandschap tussen het zaad van de slang en het zaad van de vrouw (Adam en Eva). Deze mensen haatte niet alleen David, maar ze haatten ook vrede, en proclameerde steeds de oorlog tegen de vrede. Misschien was het wel Saul’s hof dat het Mesech en Kedar was waar David in vertoefde. En het was misschien Saul die de man was die vrede haatte. Hoe meer David in dienst was bij Saul, hoe meer Saul David begon te haten.

We lezen hier ook het karakter van David: een zeer goede vriendelijk man, van wie echt kon gezegd worden dat hij voor vrede was ook was hij wel een man van oorlog. Het ging voor hem altijd om de vrede: om in vrede samen te kunnen leven met alle mensen.

Het karakter daarentegen van de slechte mensen die David’s vijanden waren, zochten liever ruzie dan vrede te hebben. Ze waren constant uit om oorlog te voeren als er maar een blijk was van vrede te komen. “Ik spreek tegen hen over vrede, maar zij willen alleen maar strijd”. Hij sprak in alle repect en vriendelijkheid die hij maar had. Hij zal naar verschillende manieren hebben gezocht om hun tot rede te brengen, om liefde uit te spreken, maar ze wilden niet luisteren. Het enigste dat ze kenden was de wapens pakken en ruzie stoken. Zo waren ook de vijanden van Jezus Christus: omwille van zijn vredevolle liefde waren ze zijn vijanden geworden. Voor zijn goede woorden en werken, stenigden ze hem. Als we zulke vijanden ontmoeten pas dan op om niet overwonnen te worden door het kwaad, maar probeer, het kwaad met het goede te overwinnen. Het goede zal altijd overwinnen!

Geduld: God bracht geen verandering in de omstandigheden van de psalmist; hij moest blijven onder mensen die hem haatten en leugens over hem vertelden. Maar God gaf hem het geduld dat hij nodig had om trouw te zijn onder druk. God kan gemakkelijk uw omstandigheden veranderen, maar Hij heeft uw hulp nodig om u te veranderen. Voordat God bevrijding geeft, moet Hij eerst geduld geven in moeilijke omstandigheden.

De Pelgrimsweg

Op je pelgrimsweg bouw je wijsheid op.

Vanuit angst riep David God aan. In je nood is dit hetgeen dat je altijd mag en zelfs moet doen. Leg ze eerlijk bij God neer. Voor God ben je waardevol wat je ook gedaan hebt of hoe je je ook voelt. Maar het is belangrijk je weg te gaan in eerlijkheid met hem en open te zijn. Dus je mag zeker God aanroepen in je angst, nood over zaken die je innerlijk in je hart niet onder controle hebt (jaloersheid, kwaadheid, …) alsook over zaken die je extern niet onder controle hebt.

Mensen kunnen kwade dingen door leugen. Jij kan hebben gelogen en iemand kwetsen daardoor, maar ook kan iemand over jou liegen en dat kan jou hard kwetsen. Probeer echter altijd de leugen die men zegt over jou niet als waarheid te gaan zien (of zelfs de leugen die je echt verteld als waarheid te zien). De waarheid is de waarheid, de leugen is niet de waarheid. Als je de leugen van anderen of jezelf gaat aannemen als waarheid en je je er tegen gaat verzetten, dan ga je van het probleem een gans oerwoud maken door je af te zetten, hard te werken, wreken, …

Ook een belangrijke les uit deze psalm: leer zwijgen uit liefde. Je hoeft niet de vrede te bewaren door de waarheid en niet echt eerlijk te zijn of conflict niet bloot te leggen. Eerlijkheid en waarheid duren het langs, maar zeg het op de juiste manier op constructieve genadevolle woorden. Kolossensen 4:5-6: “Wandel met wijsheid bij hen die buiten zijn, en buit de geschikte tijd uit. Laat uw woord altijd aangenaam zijn, met zout smakkelijk gemaakt, opdat u weet hoe u iedereen moet antwoorden.”