Psalm 120 – Geschonden Vertrouwen

Bijbeltekst

Heer, straf mijn vijanden

1: Roep ik in mijn nood tot de HEER, hij geeft mij antwoord.

2: Bevrijd mijn ziel, HEER, van lippen die liegen, van de tong die bedriegt.

3: Wat zal je straf zijn, bedrieglijke tong, en wat je straf nog verzwaren?

4: Pijlen, gescherpt voor de strijd, en dan gloeiend houtskool van brem!

Ik Verlang naar Vrede

5: Ach, dat ik moet wonen in Mesech, ver van huis bij de tenten van Kedar.

6: Te lang al woont mijn ziel bij mensen die vrede haten.

7: Spreek ik woorden van vrede, zij willen oorlog.

Uitleg

De Pelgrimsliederen: Psalm 120 – 134

Deze psalm is de eerste van de vijftien psalmen die samen werden gegroepeerd onder “Een Pelgrimslied” of ook wel andere verwijzingen als “Liedjes in Graden, stijgende graad”. Men weet niet goed waarom ze onder die titel zijn geschreven, zelfs de Joden niet. Wat men wel denkt te zien is dat de psalmen niet allemaal terzelfde tijd en door de zelfde hand zijn geschreven. Vier psalmen kunnen zeker toegeschreven worden aan David, en één daarvan is speciaal bedoelt voor Solomon, en misschien wel door hem geschreven. Sommige psalmen waren bedoeld om persoonlijk in de kast te houden, anderen voor de familie, anderen dan weer voor het algemene publiek. Dus misschien heeft diegene die deze vijftien psalmen publiceerde er deze naam voor gegegen. Sommigen vermoeden dat ze zo worden genoemd vanwege hun uitzonderlijke excellentie (het lied van de liederen, liederen van graden, liederen in de hoogste stijgende graad), anderen vermoeden dan weer dat het grondtoon was waarin de liederen werden geschreven, of de muzikale instrumenten die gebruikt werden voor deze liederen, of omdat de stem heel hoog deze liederen moest zingen. Sommigen denken dat deze psalmen werden gezongen op de vijftien tredes van de trappen die mensen naar boven bracht van de uiterlijke hof naar het innerlijke hof van de tempel. Anderen zien het als de stappen van mensen die op een reis zijn vanuit de gevangenis die ze verlaten hebben.

Wat we zeker kunnen observeren is dat het kort psalmen zijn. Allen zijn kort en één ervan zeer kort bestaande uit drie versen. En ze worden geplaatst na Psalm 119, die bijna de langste psalm van allen is. Het zou kunnen dat de 15 psalmen van Psalm 120 naar 134 eigenlijk één grote psalm was die ze hebben opgesplitst in kleinere psalmen, maar die wel gezamenlijk gebracht werden als één groot lied met telkens een korte pauze tussen elke psalm: net zoals velen tredes een trap maken.

We observeren ook dat in de samenstelling van de Psalmen, we telkens een climax of “stijging” tegen komen doordat het voorgaande woord wordt herhaalt maar naar iets anders stijgt. Bijvoorbeeld: “Te lang al woont mijn ziel bij mensen die vrede haten. Spreek ik woorden van vrede, zij willen oorlog.” Misschien van daar dat de naam ook komt van liederen van stijging.

De nadruk in dit ‘gezangenboek’ ligt op vertrouwen in de God van de berg Sion, zelfs te midden van lijden en beproeving. De auteurs beschrijven zowel de beproevingen als de overwinningen van het volk van God en openbaren dat God met zijn volk is – welke moeilijkheden er ook zijn.

Deze psalm 120 wordt verondersteld door David te zijn geschreven toen Doeg hem en de priesters bij Saul beschuldigde, en omdat de psalmist klaagt dat hij uit de gemeente van de Heer is verdreven en onder barbaarse mensen is gedwongen te leven.

Door deze psalm te zingen, kunnen we onszelf troosten met betrekking tot het kwade dat onze tong kan doen, wanneer we op enig moment ten onrechte onder de plaag van deze tong vallen.

Vers 1 – 4: Heer Straf mijn Vijanden

David vraagt hier om bevrijding van zijn valse tong door gebed. Hij schrijft hier zijn eigen ervaring neer. Hij werd in nood gebracht, in grote nood, door leugenachtige lippen en een bedrieglijke tong. Er waren mensen die zijn ondergang wouden en ze waren er bijna in geslaagd door enkel te liegen.

  1. Door leugens te vertellen tegen hem. Ze vleien hem met geveinsde vriendschappen aan, beloofden hem goedheid en dienstbaarheid, zodat ze hun plannen tegen hem veilig en zonder argwaan konden voortzetten. Zijn raadgevers werden ook bedrogen, om hem zo ook aan te vallen via die weg. Ze lachten in zijn gezicht en omhelsden hem, terwijl ze hem eigenlijk liefst dood wouden. De gevaarlijkste vijanden, waar je je ook het moeilijkst tegen kan beschermen, zijn zij die je kwaad willen doen onder de vlag van vriendschap. Dat de Heer iedere goede man mag verlossen van een dergelijke bedrieglijke tong.
  2. Door leugens over hem te vertellen. Ze klaagden hem valselijk aan door hem de schuld te geven van zaken waar hij helemaal niets van wist. Dit is vaak het lot geweest, niet alleen van onschuldigen, maar ook van de grote excellenties van de aarde, die zeer in nood kwamen te staan door leugenachtige lippen. Hun namen werden niet alleen zwart gemaakt door laster en valse getuigenissen (roddels), maar ook hun leven en alles wat hun dierbaar was in deze wereld werd bedreigd door deze liegende tongen.

David hierin gelijk aan Jezus Christus die ook bedreigd en “ten onder ging” (werelds gezien) door leugens en een bedrieglijke tong.

In zijn nood roept David naar de Heer door een gelovig en krachtig gebed: “In mijn nood roep ik to u HEER…”. David heeft geen beschermingsmuur tegen de valse tongen rond hem, en daarom roept hij uit naar God die de harten van alle mensen onder hem heeft. De Heer God die de macht heeft over de zielen van de slechte mensen, en als Hij het wil kan hij hun tongen breken. Zijn gebed aan de Heer was om “Zijn ziel te verlossen van de lippen die liegen” zodat zijn vijanden niet tot zijn ruïne zouden lijden door deze vervloekte methodes van leugens. David had zelf steeds hard gebeden om zelf niet te beginnen liegen. Hij haatte dit ook in zichzelf, en daarom wild hij niet vervat en gevangen worden door de leugens van anderen en de gevolgen ervan. “Ik kaat, ik verafschuw de leugen, maar uw wet heb ik lief.” (Psalm 119:163).

David ontving een genadig antwoord van de Heer. God aanhoorde hem. Zijn vijanden die een listig plan hadden van leugens, werden uiteindelijk toch verbijsterd en verslaan en slaagden er niet in het kwaad aan te doen dat ze van plan waren met David. De God van waarheid, zal altijd zijn volk beschermen van leugende lippen.

Vers 3 en 4: De ondergang van een valse tong door geloof

Zoals God zijn mensen zal beschermen van een ondeugende generatie, so zal hij ook afrekenen met zijn vijanden. De waarschuwing in deze verzen is geaddresseerd naar de zondige zelf, zodat zijn ziel zou ontwaken, als hij er nog een heeft: “Wat zal je straf zijn, door de rechtvaardige rechter van hemel en aarde, bedrieglijke tong, en wat je straf nog verzwaren?” Moesten zondaars weten wat hen zou overkomen, ze zouden het zeker niet meer doen. Echter blijvende leugenaars zal het volgende overkomen: “Pijlen, gescherpt voor de strijd, en dan gloeiend houtskool van brem!”, hetgeen eigenlijk betekent dat ze zullen vallen en voor eeuwig liegen onder de wraak van God, en ze zullen er zelf de pijnen en gevolgen zwaar van ondervinden van hetgeen ze als zondaar doen. Gelijk pijlen die hun zondig gedrag zullen raken zodat hij zou erkennen wat hij fout doet zonder te weten wie hem eigenlijk zelf pijn doet. Dit is de waarschuwing naar leugenaars. God zal naar hen schieten met pijlen, en plots zullen ze zwaar gewond raken. Ze hadden God op een verre afstand gezet in hun leven, maar van ver zullen de pijlen hun toch kunnen bereiken. Het zijn zeer scherpe pijlen, en pijlen van de allermachtigste, God, die door zelfs het sterkste harnas heen zullen gaan en het hardste hart raken. Dit zijn de verschrikkingen van de Heer: zijn pijlen. De wraak van God is als brandende kolen, die geen vlam hebben of kraken, maar zo’n krachtige hitte afgeven en een vuur heel lang aanhouden al zou je denken dat ze niet branden. Dit is het dele van de valse tong: want al diegene die van de leugen houden en liegen zullen deel krijgen van dit meer dat eeuwig zal branden.

Bevrijding: Woorden kunnen pijn doen, en de psalmist voelde ze pijnlijk. Alleen God kan u bevijrden van leugens en hun vernietigende kracht. Zorg ervoor dat u voor de waarheid staat in uw leven.

Vers 5-7: Ik Verlang naar Vrede

De psalmist klaagt hier voor de slechte buurt waar hij in gedreven is. Hij vermeld dat hij verblijft in Mesach en Kedar. Maar het is wel niet zo dat we ooit ergens anders lezen dat David rondhing in het land van Mesech en Kedar. We lezen overal dat hij zich nooit ver bevond van zijn geboorteland. Hij woonde wel tussen ruwe en barbaarse volkeren, net zoals de inwoners van Mesech en Kedar. Net zoals wij soms eens een vergelijking maken met een andere plaats om het kracht bij te zetten in wat voor omstandigheden of buurten we wonen.

Deze omstandigheden deden hem roepen naar de Heer.

  1. Hij was gedwongen om te leven op een afstand van God. Terwijl hij werd verbannen, zag hij zijn eigen als een “bijwoner”, een “buitenlander” nooit thuis voelend. Daarom verlangde hij zo om dicht bij het altaar van God te zijn, waar zijn thuis is. Hij is ongelukkig en roept in nood omdat zijn verblijf maar verlengt en verlengt in deze slechte buurt, dat hij niet naar huis kan naar zijn veilige rustplaats bij God, maar dat hij op zo’n afstand moet verblijven. Een goed mens zal zich nooit thuis voelen als hij verbannen is van God of deze niet dicht bij de persoon is. En het is verschrikkelijk ellendig voor mensen die van God houden, om zonder zijn aanwezigheid en zonder zijn genade te kunnen leven, als ze onder verdrukkig en door kracht van hem verwijderd worden.
  2. David was dus gedwongen om te leven tussen slechte mensen, die onder meer slecht met hem omgingen. Hij woonde in de tenten van Kedar, waar de herders waarschijnlijk een slechte naam hadden omdat ze twistziek waren, zoals de herders van Abraham en Lot. Om lang bij zulke mensen te wonen is inderdaad pijnlijk, want het zijn erge doornen, krassend en verscheurend, en tonen voortdurend de oude vijandschap tussen het zaad van de slang en het zaad van de vrouw (Adam en Eva). Deze mensen haatte niet alleen David, maar ze haatten ook vrede, en proclameerde steeds de oorlog tegen de vrede. Misschien was het wel Saul’s hof dat het Mesech en Kedar was waar David in vertoefde. En het was misschien Saul die de man was die vrede haatte. Hoe meer David in dienst was bij Saul, hoe meer Saul David begon te haten.

We lezen hier ook het karakter van David: een zeer goede vriendelijk man, van wie echt kon gezegd worden dat hij voor vrede was ook was hij wel een man van oorlog. Het ging voor hem altijd om de vrede: om in vrede samen te kunnen leven met alle mensen.

Het karakter daarentegen van de slechte mensen die David’s vijanden waren, zochten liever ruzie dan vrede te hebben. Ze waren constant uit om oorlog te voeren als er maar een blijk was van vrede te komen. “Ik spreek tegen hen over vrede, maar zij willen alleen maar strijd”. Hij sprak in alle repect en vriendelijkheid die hij maar had. Hij zal naar verschillende manieren hebben gezocht om hun tot rede te brengen, om liefde uit te spreken, maar ze wilden niet luisteren. Het enigste dat ze kenden was de wapens pakken en ruzie stoken. Zo waren ook de vijanden van Jezus Christus: omwille van zijn vredevolle liefde waren ze zijn vijanden geworden. Voor zijn goede woorden en werken, stenigden ze hem. Als we zulke vijanden ontmoeten pas dan op om niet overwonnen te worden door het kwaad, maar probeer, het kwaad met het goede te overwinnen. Het goede zal altijd overwinnen!

Geduld: God bracht geen verandering in de omstandigheden van de psalmist; hij moest blijven onder mensen die hem haatten en leugens over hem vertelden. Maar God gaf hem het geduld dat hij nodig had om trouw te zijn onder druk. God kan gemakkelijk uw omstandigheden veranderen, maar Hij heeft uw hulp nodig om u te veranderen. Voordat God bevrijding geeft, moet Hij eerst geduld geven in moeilijke omstandigheden.

De Pelgrimsweg

Op je pelgrimsweg bouw je wijsheid op.

Vanuit angst riep David God aan. In je nood is dit hetgeen dat je altijd mag en zelfs moet doen. Leg ze eerlijk bij God neer. Voor God ben je waardevol wat je ook gedaan hebt of hoe je je ook voelt. Maar het is belangrijk je weg te gaan in eerlijkheid met hem en open te zijn. Dus je mag zeker God aanroepen in je angst, nood over zaken die je innerlijk in je hart niet onder controle hebt (jaloersheid, kwaadheid, …) alsook over zaken die je extern niet onder controle hebt.

Mensen kunnen kwade dingen door leugen. Jij kan hebben gelogen en iemand kwetsen daardoor, maar ook kan iemand over jou liegen en dat kan jou hard kwetsen. Probeer echter altijd de leugen die men zegt over jou niet als waarheid te gaan zien (of zelfs de leugen die je echt verteld als waarheid te zien). De waarheid is de waarheid, de leugen is niet de waarheid. Als je de leugen van anderen of jezelf gaat aannemen als waarheid en je je er tegen gaat verzetten, dan ga je van het probleem een gans oerwoud maken door je af te zetten, hard te werken, wreken, …

Ook een belangrijke les uit deze psalm: leer zwijgen uit liefde. Je hoeft niet de vrede te bewaren door de waarheid en niet echt eerlijk te zijn of conflict niet bloot te leggen. Eerlijkheid en waarheid duren het langs, maar zeg het op de juiste manier op constructieve genadevolle woorden. Kolossensen 4:5-6: “Wandel met wijsheid bij hen die buiten zijn, en buit de geschikte tijd uit. Laat uw woord altijd aangenaam zijn, met zout smakkelijk gemaakt, opdat u weet hoe u iedereen moet antwoorden.”

Plaats een reactie