Tagarchief: Verlossing

Psalm 130 – Een Lied uit de Diepte

“Hope in the LORD’s Forgiving Love”

Bijbeltekst

1: Een pelgrimslied.
Uit de diepte roep ik tot u, HEER,

Heer, ik ben wanhopig

2: Heer, hoor mijn stem,
wees aandachtig, luister
naar mijn roep om genade.

3: Als u de zonden blijft gedenken, HEER,
Heer, wie houdt dan stand?

4: Maar bij u is vergeving,
daarom eert men u met ontzag.

De Heer bevrijdt ons

5: Ik zie uit naar de HEER,
mijn ziel ziet uit naar hem
en verlangt naar zijn woord,
6: mijn ziel verlangt naar de Heer,
meer dan wachters naar de morgen,
meer dan wachters uitzien naar de morgen.

7: Israël, hoop op de HEER!
Bij de HEER is genade, bij hem
is bevrijding, altijd weer.

8: Hij zal Israël bevrijden
uit al zijn zonden.

The Message

1-2: Help, God – the bottom has fallen out of my life! Master, hear my cry for help!
Listen hard! Open your ears!
Listen to my cries for mercy.

3-4: If you, God, kept records on wronddoings,
who would stand a chance?
As it turns out, forgiveness is your habit,
and that’s why you’re worshipped.

5-6: I pray to God – my life a prayer –
and wait for what he’ll say and do.
My life’s on the line before God, my Lord,
waiting and watching till morning,
waiting and watching till morning.

7-8: O Israel, wait and watch for God –
with God’s arrival comes love,
with God’s arrival comes generous redemption.
No doubt about it – he’ll redeem Israel,
buy back Israel from captivity to sin.

Uitleg bij Bijbeltekst

Deze psalm is volledig gericht op de zaken die zich afspelen in de ziel. Ze wordt gerekend tot één van de zeven boetepsalmen. Deze psalmen werden gebruikt door boetedoeners, biechtelingen, voor hun toegang tot de kerk. De psalmist drukt hier het volgende uit:

  1. Zijn verlangen naar God (vers 1 en 2)
  2. Zijn berouw naar God toe (vers 3 en 4)
  3. Zijn aanwezigheid aan God (vers 5 en 6)
  4. Zijn verwachtingen van God (vers 7 en 8)

Zoals een gezicht in het water een gezicht beantwoord, zo zal het hart van een nederige zondaar ook zijn naar een ander toe. Een lied van graden.

Vers 1 – 4: Heer, Ik ben Wanhopig

Vers 1: We leren in deze verzen dat hoe erg onze toestand ook mag zijn, hoe diep je ook mag zitten, blijf roepen om God. Zelfs de beste, goede mensen kunnen zich in ontzettende diepts bevinden, in groot gevaar en kwelling, niet meer wetende wat te doen, in diepe nood en wanhoop, waarbij de geest op het laagste pitje zit en in donkere gedachten, verder wegzinkend. Maar in dergelijke diepten, mogen we weten dat we een voorrecht hebben dat we naar God mogen roepen en Hij ons zal horen. Een gebed raakt altijd tot in de hemel, hoe diep je ook zit. Kijk maar naar Jeremia die in een kerker was opgesloten, Daniel uit het hol van de leeuw en Jonah uit de buik van een vis. Het is zelfs onze plicht en voor ons eigen goed dat we naar God moeten roepen, omdat dit de enige echte manier is om niet verder in de diepte te zinken. Omdit dit ook de enige manier is om hersteld te worden uit die miserabele toestand.

Terwijl we verder naar God roepen en wachten op een antwoord van Hem, kunnen we bidden zoals David hier in vol geloof doet.

Vers 2: “Heer, hoor mijn stem.” Hoor naar mijn klachten en gebed. “Wees aandachtig en luister” naar de stem van mijn kwellingen en luister ook “naar mijn roep van genade”.

Vers 3: We leren hier ook uit de psalm dat we ons nederig moeten opstellen tegen de gerechtigheid van God en ook erkennen dat we zelf schuld hebben. Dat we onmogelijk alles kunnen goed praten wat we ooit gedaan hebben. “If you, God, kept records on wronddoings,
who would stand a chance?” We kunnen onszelf niet verantwoorden voor onze zonden tegen over God of ons verdedigen dat we niet schuldig zijn. We zijn schuldig door het feit dat zonde in ons als mens zit en we deze in alle nederheid moeten afleggen voor hem. We moeten erkennen dat God machtig en rechtvaardig is. Moet hij nooit vergeten, vergeven wat wij als mens allemaal doen, dan zou er totaal geen hoop meer zijn voor de mensheid. Er zou geen herstel meer zijn, we zouden steeds verder in diepte zakken als mensen omdat we geen vergeving zouden vinden. Het oog van God kan in elk goed mens iets vinden dat niet rechtvaardig is. Zelfs de meeste goede persoon op aarde. We kunnen onszelf niet helpen, we zouden niet stand kunnen houden en zouden verloren zijn. Moest God echt handelen voor elke misstap die we begaan en daar strikt in zijn, we zouden al niet meer leven. Moest hij alles opschrijven waarbij we fouten, zonde maakten en niet leefden volgens zijn wetten – die goed zijn voor ons – dan zouden we serieus over de schreef al zijn gegaan in zijn boek en zou hij ons eeuwig bijna moeten straffen en schrappen uit zijn boeken. Welke hoop zouden we dan nog hebben?

We mogen ook het geduld van God bewonderen. We zouden allen allang dood zijn moest hij ons berechten op de zaken die we fout doen en waar we in zondigen. En God weet en ziet wat we fout doen, en toch is Hij geduldigd en vol genade zodat we niet verloren gaan.

Vers 4: We moeten God eerbieden met ontzag, in alle nederigheid, om te tonen dat we weten dat we slecht bezig zijn en Zijn genade nodig hebben. De schrijver erkent hier de Genade van God en pleit ervoor wetende dat hij zondaar is: “Maar bij u is vergeving”. Die vergeving van God, die in hem is door die genade, is hetgeen wij nodig hebben. Hij is de enige die de zonde kan vergeven: Hij is genadig en vergevingsgezind. Hij heeft ons beloofd dat hij de persoon zal vergeving als deze berouw toont ervoor. Nooit heeft er iemand ondervonden dat God hem niet vergeven heeft, we mogen dus zijn goedertierenheid en genade ervaren. Hij kent ons, wacht op ons en ziet wanneer we echt berouw hebben. Onder ons als mensen is er ongelijkheid en doen we zonden, en daarom is het goed voor ons dat er bij Hem vergevingsgezindheid is. Jezus Christus is de grote verzoening, de losprijs die God zelf heeft betaald voor ons; Jezus is altijd bij Hem, als pleitbezorger voor ons, en door hem hopen en kunnen we vergeving te verkrijgen.

“Maar bij u is vergeving, daarom eert met u met ontzag.” Ook wordt geschreven “… vreest met God”. Daar begint alles uit de vrees, maar ook wetende dat hij vergevingsgezind is als hij ons hart echt ziet vol berouw. Het is een aanmoediging dat we inderdaad om vergeving vragen telkens opnieuw diep in ons hart voor onze zonden en we deze in alle nederigheid voor God neerleggen. Hij is genadevol en vergevingsgezind. En door ons berouw en onze zonden afleggen, moeten we terug naar die vreze van God gaan omdat daar het begin is van alles om niet meer te zondigen. We moeten een heilige aanbidding hebben en onderwerping aan God zijn geduld en vergeving.

“Dan zullen ze weer verlangen naar de HEER, hun God, en hun koning David; en uiteindelijk keren ze vol ontzag terug naar de HEER en zijn zegen”. Hosea 3:5

We mogen dus de voordelen van vergeving ontvangen die bij God is als we dat voordeel ook zien in de heilige vrees voor Hem.

Vers 5 – 8: De Heer bevrijdt ons

De Psalmist verbindt zich vanaf deze verzen ertoe om enkel te vertrouwen in God en op Hem te wachten.

Vers 5,6: De schrijver stelt zich volledig afhankelijk op van God en wacht op de Heer en kijkt naar Hem uit. Hij verwacht van Hem rust en comfort, wetende dat die komen zal, verlangend ernaar, maar is ook geduldig om daar op te wachten. Hij verwacht niet dat iemand anders het doet, en gaat niet op zoek naar iets anders, Hij wacht geduldigd op Hem en weet en vertrouwt volledig op God. Zijn ziel ziet uit naar Hem, die ziel weet dat die van God vergeving en genade kan ontvangen en dit zoveel kracht geeft.

De schrijver stelt zich dus afhankelijk van God maar ook op zijn woord. “Ik verlang naar zijn woord”. Zijn woord is waar we mogen op hopen en niet op onze eigene creatieve magische verbeelding. We mogen ook op Hem hopen omdat het in zijn woord staat. Hij beloofd het in zijn woord en dit is niet enkel vanuit een gedachte of als we goede werken hebben gedaan en dit dus zouden verdienen. Neen, zijn woord beloofd het en daarmee is het betrouwbaar.

We zien ook hoe sterk hij zich afhankelijk stelt van God. Hij verlangt naar de Heer meer dan de wachten naar de morgen. Iedere dag komt de morgen en dat weten we en vertrouwen we, en nog meer dan dat vertrouwen, weet Hij dat God er zal zijn voor Hem. Hij is sterker overtuigd dan te weten dat er terug een ochten komt. God’s verbond is standvastiger dan de gewoontes van dag en nacht. Want deze dag en nacht zullen ooit ten einde komen, terwijl het verbond eeuwig is. De psalmist kijkt zeer verlangend uit naar God. Schildwachters die de wacht hielden op de muren keken uit naar de ochtend voor aflossing om verlost te worden van de zware taak. Maar deze man verlangt nog meer dan hen naar de goede tekenen van God zijn genade. Hij zal direct God zien of horen alvorens dat er iemand maar zelfs ontdekt dat de ochtend al begint. Zo verlangt Hij naar God dat alles in Zijn teken staat en zijn zintuigen op alles gericht zijn om het te zien.

’s ochtends hou ik stille tijd. En zo zou het ook moeten zijn om naar die stille tijd met God uit te kijken alvorens het morgen wordt. Ik weet dat ik die stille tijd nodig heb, maar soms ben ik te moe en raak ik niet uit bed. Maar ik wil worden net als deze David van de Psalm, die al uitkijkt naar die stille tijd en vroeg opstaat alvorens het ochtend is om ook Gods woord te horen en zijn woord te doorgronden. Het bouwt zo fel op en zelf weet ik dat ik dit voedsel nodig heb.

Vers 7,8: Hij bemoedigd het volk van God om afhankelijke te zijn van Hem en in Hem te vertrouwen. “Israël, hoop op de Heer!”. Er zijn twee redenen hiervoor:

  1. God is een vergevende en genadevolle God. Hij is de vader van vergeving. Vergeving is in Hem. Genade is in Hem. Dit is niet alleen doordat hij dit uit nature al is, maar dat hij ook licht is en dat het zelf Zijn verlangen is om zo te zijn. Die genade zit helemaal vervat in gans Zijn denken, Zijn werk en Zijn adviezen.
  2. Het evangelie toont dat die vergeving, genade en redding van de mensheid ook in Hem zit. Die redding gaat over de redding van de zonde, van alle zonde, en het kan dus niet anders dat Jezus Christus die eeuwige redding bracht want Hij was God en dat is zijn natuur. Hij redde gans zijn volk van de zonde. Alle ongelijkheid wordt hierdoor van tafel geveegd en zorgt dat het ongoddelijke weggeworpen wordt. Hij verlost ons van de kracht en macht van de zonde die ons bepaalde dingen laat doen, die we niet horen te doen. Die redding en vergeving is oneindig groot bij God. Zijn genade is genoeg voor allen op aarde, voor elke van ons dus. Genoeg voor jezelf, als je gelooft. Als je verlost bent van de zonde, dan ben je ook verlost van al het andere kwaad. Het is dus een volwaardige redding, verlossing. De redding zal ook slagen op zijn Volk, op Israël, betekende op allen die een verbond met God zijn aangegaan. Zoals Israël maar ook jij als gelovige die door je vaste geloof in Jezus een verbond met God hebt.

Ondervoede Kinderen kunnen niet Slapen

Na de oorlog waren er veel kinderen zonder oudes gevallen en die op straat leefden en elke dag moesten te zien overleven. Ze werden opgenomen in kampen waar ze een bed kregen en eten. De kinderen konden echter niet slapen ’s nachts en waren altijd doodmoe en in stress. Niet wetende wat doen, zij er een dokter, leg voor het slapen gaan op hun nachtkastje hun ontbijt al klaar. En sindsdien sliepen ze als een roos. Ze wisten dat ze eten zouden krijgen de volgende ochtend en dus niet op hun hoede en vol stress moesten zitten hoe ze morgen weer gingen overleven.

Zo is het ook bij God… Hij zorgt voor ons. We mogen rusten ’s nachts in onze storm, want hij zorgt weer voor ons de volgende dag en zal ons geven wat nodig is.

Samenvatting Psalm 130

Als u nadenkt over deze psalm, zie uzelf dan in vier verschillende situaties en ontdek wat het betekent te vertrouwen op de genade van de Heer.

  • In de diepten (v1-2). De diepten van de wanhoop overweldigen u. U verdrinkt, en alles wat u kunt doen is roepen tot God. Hij hoort en redt u!
  • In het gerechtshof (v3-4). U staat terecht, komt te staan tegenover uw zonden, en hebt geen verweer. De Rechter betaalt de boete, en u wordt vergeven!
  • In het donker (v5-6). U wacht geduldig, maar het lijkt nooit morgen te worden. Maar de zon komt op en God geeft u de dageraad van een nieuwe dag!
  • Op de slavenmarkt (v7-8). U bent een slaag, gebonden door uw eigen zonden, en u staat op het punt uzefl te verkopen aan een verschrikkelijke meester. Maar de Redder komt, koopt u en maakt u vrij!

Wat een verlossing hebt u!

Overdenking in Tekening

Ester 7 – Val van Haman

Bijbeltekst

Ester vertelt haar wens aan de koning

1: Zo waren de koning en Haman weer bij koningin Ester te gast.

2: Ook op deze tweede dag zei de koning, terwijl de wijn geschonken werd, tegen Ester: ‘Wat wilt u vragen, koningin Ester? Het zal u gegeven worden. Wat is uw wens? Al was het de helft van mijn rijk, uw wens zal vervuld worden.’

3: Koningin Ester antwoordde: ‘Majesteit, als u mij goedgezind bent en als het de goeddunkt, schenk mij en ook mijn volk dan het leven; dat is wat ik wil vragen, dat is mijn wens.

4: Want we zijn verkocht, mijn volk en ik, om gedood te worden en volledig te worden uitgeroeid. Als we waren verkocht als slaven en slavinnen, dan zou ik hebben gezwegen, want zo’n ramp zou de belangen van de koning niet schaden.’

Haman wordt bang

5: ‘Wie is de man, waar is die man die zijn zinnen erop heeft gezet om zoiets te doen?’ vroeg koning Ahasveros aan koningin Ester.

6: En Ester antwoordde: ‘Die meedogenloze vijand, dat is die ellendige daar, Haman!’ Haman kromp ineen van angst voor de koning en de koningin.

Haman wordt gedood

7: Woedend stond de koning van tafel op en ging de paleistuin in. Maar Haman bleef, om koningin Ester om zijn leven te smeken, want hij besefte dat hij van de koning niets goeds te verwachten had.

8: Toen de koning uit de paleistuin terugkwam in het vertrek waar de maaltijd werd gehouden, had Haman zich juist laten neervallen op de bank waarop Ester lag. ‘Ook nog de koningin aanranden in mijn aanwezigheid?!’ riep de koning uit. Nauwelijks had hij deze beschuldigingen geuit en men bedekte Hamans gezicht.

9: Charbona, een van de eunuchen die de koning dienden, zei: “Staat er bij Hamans eigen huis niet al een paal van vijftig el hoog, die Haman had neergezet voor Mordechai, dezelfde Mordechai die de koning ooit zo’n grote dienst heeft bewezen?’ ‘Hang hem daaraan,’ zei de koning.

10: Zo werd Haman aan de paal gehangen die hij had laten klaarzetten voor Mordechai. Toen bedaarde de woede van de koning.

Uitleg

We lezen hier hoe de vijand van de Joden vernietigt wordt hetgeen een goede stap is in de richting van het verslaan van het complot dat deze had opgezet: namelijk het uitroeien van het Joodse volk.

Vers 1-4: Ester vertelt haar wens aan de koning

De koning die in een goede bui is, en Haman die in een hele slechte bui is na zich vernedered te hebben bij het eren van Mordechai, gaan nu samen eten bij Ester aan tafel.

De koning vraagt voor de derde maal op rij wat nu de wens is van de koningin. En hij vermeld daar weer bij dat wat hij al eerder belooft had: al is het de helft van zijn koninkrijk. Hij blijft dus trouw aan haar vraag, ook al weet hij niet wat hij gaat vragen. Moest de koning deze keer vergeten te vermelden wat en hoe hij haar eventueel zou belonen voor haar wens, dan had Ester misschien niet goed geweten om hem dit te doen herinneren, en misschien niet eens gedurfd de vraag te stellen, of het zou misschien helemaal anders uitdraaien de reactie van de koning. Maar de koning heeft het nu driemaal herhaald wat hij beloofde, en driemaal is beloven is nog straffer dan éénmaal om hier onderuit te komen.

Ester beantwoord nu eindelijk de vraag van de koning. Ze vraagt echter niet om haar rijkdom te vergroten of haar eiegen eer, of om een gunst voor een vriend om iemand van haar nabije kring een hogere positie te geven. Neen, dit vraagt ze niet, hetgeen eigenlijk de koning had verwacht als je nagaat wat hij haar beloofde: helft van koninkrijk. Ze vraagt enkel om zichzelf en haar volk te beschermen tegen de dood en vernietiging.

Vers 3,4: Zelfs een vreemdeling of een crimineel zou kunnen pleiten om zijn leven te sparen. Maar als het een vriend is, of je vrouw, dan komt dergelijk pleiten nog harder aan en het raakt het dieper.

“Als ik genade in uw ogen heb gevonden, koning, en als het de koning goeddunkt, dat men mij dan op mijn vraag mijn leven zal geven, en op mijn verzoek het leven van mijn volk.”

Als koning enige affectie heeft voor zijn vrouw, wel laat mij dan leven. Ze vraagt het in een “als” vorm, het hangt af van de koning. Ze eist het niet. Ze wil enkel leven als het de koning goeddunkt en om haar geeft. Als hij iets voor haar voelt en hij haar leven zinvol vind, dan moet hij nu handelen en haar leven sparen. Het is echter niet enkel mijn leven waar ze een gunst voor vraagt, maar ook het leven van vele anderen, van vrienden, haar hele volk dat bedreigd wordt. Als het de koning dan goeddunkt om mijn leven te sparen laat het dan ook dat van mijn volk zijn, anders is mijn leven ook niets waart. Er moet nu gehandeld worden om dit te voorkomen.

Na eerst haar vraag duidelijk te hebben gemaakt, gaat ze verder om de oorzaak achter deze reden te vermelden en zo hopelijk de koning echt te kunnen bewegen.

  1. Haar volk werd gekocht en verkocht. Ze hadden zichzelf niet verkocht doordat ze tegen de regering waren, ze waren verkocht om de eer, trots en wraak van één man.
  2. Het was niet enkel hun vrijheid die verkocht werd, maar hun leven was verkocht. Moesten ze echter verkocht zijn geweest als slaven, dan zou Ester niet geklaagd hebben. Want na een tijd zouden ze toch terug hun vrijheid vinden, ook al zou het voor de koning een slechte deal zijn geweest, omdat hij hiermee zijn weelde niet kon verrijken. Wat er ook betaald is geweest voor ons, de schade die het het koninkrijk zou aandoen door zovele arbeidshanden uit het koninkrijk te halen zou groter zijn dan de prijs die betaald werd. Ze raakt hier opnieuw de koning mee en laat zo zien dat het enkel gaat over wat hij denkt dat goed is: wil hij haar leven sparen en van haar volk. Indien niet, dan is het maar goed dat ze sterven. Ze toont hier ontzettend haar afhankelijkheid van hem en pleit voor hem, maar enkel als het hem goeddunkt. Hoe nederig is dit ten opzichte van die Haman.

In Vers 4 doordat Ester vermeld – mijn volk – laat ze nu eindelijk aan haar identiteit ook weten aan de koning.

Vers 5 – 7: Haman wordt bang

De koning is verbaasd van wat hij te horen krijgt en vraagt “Wie is hij en waar is hij, wiens hart er vol van is om zo iets te doen?” Welk monster durft een koninging en gans haar volk te doden? Bestaat er werkelijk zo iemand die dit wil doen? Wiens hart kan hier zo vol van zijn om zoiets te doen, dit moet een zot zijn… vraagt hij verwondert aan de koningin. De koning is verwondert omdat hij niet kan snappen hoe zo iemand slecht kan zijn. Satan zal waarschijnlijk zijn hart vervult hebben. En als iemand dit van plan was, dan moest deze heel veel slechtheid in zijn hart hebben om dit ook maar te durven doen. We zijn inderdaad soms verbaast van de slechtheid dat in iemand zit, maar we eigenlijk ook zelf last van hebben. Ahasveros is verbaasd en kwaad over de slechtheid die hij hoort van iemand die zo’n daden wil plegen, maar hij heeft zel toestemming gegeven eerder aan Haman om tot dergelijke actie over te gaan. Eigenlijk had Ester moeten zeggen: Koning, dat ben jij eigenlijk ook die dit gedaan heeft, want jij gaf toestemming. Zo ver gaat Ester echter niet. Misschien diep van binnen wist Ahasveros het zelf nog, maar door de wijn en om het voor zichzelf niet te hoeven toegeven, zal hij nog kwader worden dan hij al was.

Ester zegt in vers 6: “Een verdrukker, een vijand, Haman, die booswicht daar.” De vijand zit hier bij ons Koning, deze slechte Haman. Hij heeft gans dit complot ontworpen en heeft er de koning er mee ingeleid om dergelijke criminele acties te doen uitvoeren. De koning zal het dus wel beseft hebben dat hij dit had goedgekeurd, maar de uitleg die Ester er aan geeft is dat hij er ingeluisd is deze arme koning door deze slechterik. Hetgeen de woede van de koning alleen maar erger maakte omdat hij zag wat een slechterik er voor hem zit die een koning, hijzelf, durft te misleiden.

Haman verschiet ineens van het grote gevaar dat rond hem waand. Het was inderdaad tijd dat hij schrik zou krijgen: de koninging is zijn aanklager, de koning zijn rechter, zijn eigen geweten is een getuige tegen hem, en alle gebeurtenissen van het LOT dat bijdroeg tot deze ochtend, toont alleen maar dat Haman er helemaal alleen voor staat en de wereld, God tegen hem nu is. Hij heeft nu zeker minder vreugde in dit eetbanket van wijn en meer, hij zit compleet gevangen in een net.

Vers 7 – 10: Haman wordt Gedood

Vers 7: De koning shiet in woede. Hij stijgt op van de tafel in volle kawade passie en loopt de tuin van zijn paleis in om zichzelf af te koelen en na te denken over wat er nu moet gebeuren. Het is interessant om op te merken dat hij niet zijn zeven wijze adviseurs bij zich roept deze keer om te beslissen wat er moet gebeuren. Hij was waarschijnlijk zelf te beledigd van wat hijzelf eigenlijk in gang had gezet, hetgeen nu ontdaan moest worden. Hij zal in die tuin wel hebben nagedacht over het geen Ester hem nu kenbaar heeft gemaakt en wat hij eigenlijk al wist tussen hem en Haman, maar nu raakt het zijn hart. Hij zal zichzelf wel als dom beschouwen dat hij zoiets kon toelaten om een hele natie naar de destructie te helpen, alsook zijn geliefde koningin. En dit door een zelfingenomen man die alleen op zijn eigen wraak uit was, zijn goede vriend Haman. Hij zal gedacht hebben dat het beter was geweest meer uit te zoeken van de waarheid die Haman hem had verteld om over te gaan tot dit ziekelijke vreedaardige plan. Zij die dingen doen uit eigenbelang, zullen achteraf erop terugkijken met eigen verwijt. Zoek wat God wil dat we doen. Een goede vriend heeft hem, de koning, bedrogen. Dat zal ook hebben pijn gedaan in zijn hart… en hij pakt tijd om na te gaan wat er moet gebeuren om de situatie misschien toch beter te laten klinken dan ze is, of misschien wel slechter. Het is goed dat als men vol kwade emoties is, om even pause te nemen voordat we een besluit nemen. Evengoed om pause te nemen bij een belangrijke beslissing als een volk uitmoorden als je niet alles weet over de echte waarheid, onderzoek deze en betrek God erbij.

Haman smeekt om zijn leven bij koninging Ester.

Haman wordt een zielige man die zeer nederig begint te smeken voor zijn leven tegen koningin Ester. Hij weet namelijk dat de koning als een brullende leeuw is en waarschijnlijk alles in die zijn ogen verloren is. Hij probeert het maar bij Ester wie hij eigenlijk wou vermoorden samen met haar volk. Hoe laag is Haman niet gevallen. Diegenen die het meest hooghartig, onbeschaamd en uit op macht zijn, zijn gewoonlijk het meest verachtelijk en armzalig wanneer het lot tegen hen draait.

Een enorm contrast over hoe Ester er nu uitziet. Zij zou afgeslacht worden met haar volk zoals schapen door deze vijand Haman. Echter nu ligt haar vijand aan haar voeten te smeken voor zijn leven.

Luc. 1:48 “Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares…

Luc. 1:51 “Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen.

Op. 3:9 “Ik zal mensen laten komen die bij Satan horen, leugenaards die zich Joden noemen en het niet zijn; zij zullen zich eerbiedig aan uw voeten neerwerpen en erkennen dat ik u heb liefgehad.

De dag komt dat zij die God haten en vervolgen, zich zullen neerwerpen voor Hem.

Vers 8: De koning komt nu terug en we kunnen zien aan zijn reactie dat hij nog kwader is geworden tegen Haman dan voor heen. Hoe meer hij over Haman nadenkt, hoe kwader hij word. Wat een verschil met daarvoor waar de koning zomaar alles aannam van Haman, zelfs de gruwelijkste daden. Bij terugkomst in de kamer waar ze aten, ziet hij Haman al smekend op het bed liggen aan de voeten van Ester. Hij roept nog kwader uit “En nu ga je ook de koningin aanranden in mijn aanwezigheid?” Hij wist waarschijnlijk diep van binnen wel dat Haman dat nu zeker niet zou doen en niet van plan was, maar hij laat zijn woede tegen Haman over zich heen komen en gebruikt de situatie om hem er nog eens goed van langs te geven en te laten verstaan dat hij hem niet meer dult. Maar tja, in de ogen van Haman, kan het wel zijn dat hij het zo zag dat Haman de koninging wou aanranden, zo’n slechte man: eerst een vrouw aanranden en dan vermoorden. Wat een verschrikkelijk persoon!

We zien ook in de tekst dat de hovelingen van de koning klaar zijn om mee in de vraak van de koning op Ahasveros te gaan. Deze hovelingen die Haman eerst adoreerde wanneer ze hem zagen groeien in zijn carriere en macht, hebben zich nu snel gekeerd tegen hem als een vallende ster, en zijn precies zelfs blij dat ze zich tegen hem kunnen keren. Zo snel kan het gaan en zo onzeker moeten trotse mannen zich eigenlijk weten te zijn dat de interesse in hen zo snel tegen hen kan keren.

Zodra de koning sprak met zijn woorden van woede, bedekten men Haman’s gezicht met een soort zak. In die tijden was het zo, dat als je veroordeeld was, en niet meer in de gunst van de koning was, dan markeerden ze hem voor executie door hun gezicht te verbergen. De hovelingen waren dus snel klaar met hun oordeel van de situatie om deze Haman dus te executeren. Ze snapten de hint van de koning en gingen er graag in mee. Net zoals bij de Romeinen vroeger: als iemand viel, dan keerden ze zich allemaal tegen deze gevallen man. Ook al was het hun vriend vroeger… niet echt een leven dat je op een standvastige rost bouwt, maar op zand die verschuift en je meegaat met de massa, of met diegene die de macht heeft. Als Haman neer gaat, dan roept iedereen “weg met hem!”.

Extra nota: in die tijd verbiedt het hofprotocol een man om in de harem in de buurt te komen van de koningin (zelfs een eunuch is het niet toegestaan om binnen de afstand van zeven stappen tot een haremvrouw te komen om met haar te spreken).

Vers 9: Een van de hovelingen – waarschijnlijk diegene die Haman was gaan halen bij zijn thuis om te gaan eten met Ester en de koning – melde aan de koning dat hij had gezien dat er een galg stond die Haman klaar had gemaakt voor Mordechai. De manier waarop de hoveling dit zegt, hoor je meteen dat voor hen Mordechai nu de favoriet is. Hij vermeld “die Mordechai die zo’n grote diensten voor de koning deed”. Deze opmerking maakt het alleen maar erger en erger voor Haman die al ten schande is gebracht. Elke extra zaak van schande, maakte de koning maar woedender. De hovelingen hadden snel hun kar gekeert tegen de ooit hoog aanziene Haman waar ze allemaal voor knielden.

De koning geeft direct het bevel om hem te hangen aan zijn galg, en het werd ook meteen gedaan. Zijn proces werd heel snel gemaakt. Haman zelf kreeg eigenlijk zelfs geen ruimte om zich te verdedigen en uit te leggen waarom hij dit plan had opgezet. Een korte uitspraak “Hang hem daaraan” en de uitvoering volgde zeer snel “Haman werd opgehangen aan zijn eigen galg” in vers 10.

De trots haalt mensen naar beneden. Haman die verwachte dat iedereen hem zou aanbidden en eer zou krijgen zoals nooit iemand anders had gekregen, valt ten gronde en wordt voor de ganse wereld ten schande gebracht en gedood voor zijn wraak die hij wou nemen. God biedt weerstand aan trotse mensen, en zij aan wie weerstand wordt geboden zullen Hem onweerstaanbaar vinden.

Haman was in vele opzichten een slechte man en daarvoor heeft God hem gestraft in dezelfde mate als wat deze man aan slecht deed of van plan was. Hij werd opgehangen aan de galg die zelf had klaargemaakt voor zijn grootste vijand. Most Haman die galg niet hebben gebouwd, dan zou de koning misschien een andere straf uitgesproken hebben. Maar als de koning hoorde dat er een galg stond voor iemand die eigenlijk goed was voor de koning en deze had gered, dan is het de normaalste zaak dat je direct aan dezelfde straf denkt voor deze slechte man. Zijn eigen straf op hemzelf uitvoeren. In de ochtend was Haman nog bezig met welke kleren hij zou aandoen en hoe er het beste uit te zien, terwijl Mordechai zich voorbereide op de dood, maar de rollen zijn nu omgekeerd. Mordechai heeft de kroon en Haman het kruis. Men kent God door zijn oordelen.

Spreuken 11: 8 “Wie rechtvaardig is , wordt bevrijd van zijn ellende, zijn plaats wordt ingenomen door een goddeloze.”

Spreuken 21:18 “Goddelozen zijn het losgeld voor rechtvaardigen, oprechten worden vrijgekocht, trouwelozen niet.

Op het einde lezen wat het effect is op de koning zijn toestand na de executie. De konings woede bedaarde. Hij voelde zich er goed bij dat deze slechte man gedood was en dat Mordechai geeerd was geweest. Zo zal God zich ook voelen voor de persoon waar de Koning geniet van heeft.

Bestrijding of Vergeving?

De vraag wordt wel aan de orde gesteld of Ester die beschuldiging van aanranding aan Haram niet kan tegenspreken. Niet alleen de vraag wordt gesteld, maar het wordt haar ook verweten. Had zij haar vijand niet moeten liefhebben en de koning moeten vragen zijn leven te sparen? Niet alleen in het Nieuwe Testament is sprake van liefde voor onze vijanden en gebed voor hen die ons vervolgen, maar ook in het Oude Testament schrijft God zijn volk voor dat ze een vijand die in moeite komt moeten helpen.

Luc 6:27 “Tot jullie die naar mij luisteren zeg ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten.

Luc 6:35 “Nee, heb je vijanden lief, doe goed en leen geld aan anderen zonder iets terug te verwachten; dan zullen jullie rijkelijk worden beloond, en zullen jullie kinderen van de Allerhoogste zijn, want ook hij is goed voor wie ondankbaar en kwaadwillig is.

Mat 5:44 “En ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen.”

Ex 23:4 “Wanneer je een verdwaald rund of een verdwaalde ezel van een vijand van je aantreft, moet je hem het dier zonder uitstel terugbrengen.

Daarbij vergeet men dat het hiet niet gaat om een persoonlijke vete, maar om een aanslag op het volk van de messias. Dus op de messias zelf. De vijand van God bedreigt de redding van heel de wereld. Hier geldt wat we ook in de Heidelbergse Catechismus vinden bij de uitleg van de tweede bede: “Verbreek de werken van de duivel en alle macht die tegen U opstaat; verijdel ook alle boze plannen die tegen uw heilig Woord bedacht worden; totdat de volmaaktheid van uw rijk komt’ (antw. 123). Dat kan alleen als deze vijand van Gods rijk van he toneel verdwijnt. Deze doodsvijand van Gods rijk en volk moet bestreden worden.

Troost voor de Toekomst

Haman is dood! Maar daarmee zijn de bedreigingen voor de kerk nog niet van de baan. Deze pion van Satan is wel van het toneel verdwenen, maar er komen er meer. Tot aan de kindermoord in Betlehem blijft Satan trachten de komst van de messias te verhinderen. Maar ook daarna zet hij alles op alles om de kerk te gronde te richten. Dan zal het gaan om de overigen van het vrouwenzaad.

Op 12:17 ” De draak was woedend op de vrouw en ging weg om strijd te leveren met de rest van haar nageslacht, met allen die zich aan Gods geboden houden en bij het getuigenis van Jezus blijven.

De Welvaart van de Goddelozen

Vandaag lijkt het dat de goddelozen welvaart hebben en de rechtvaardigen lijden, maar eens zal dat veranderen. Farao liet de joodse baby-jongetjes verdrinken en God liet zijn leger verdrinken in de Schelfzee. Daniël werd bevrijd uit de leeuwenkuil en de mensen die hem vals hadden beschuldigd, namen zijn plaats in en kwamen om. Petrus werd bevrijd uit de gevangenis, en zijn bewakers werden terechtegesteld. Koning Herodes doodde Jakobus en werd door God geslagen.

Pas op als u een kuil graaft voor een vijand; u zou er zelf in kunnen vallen.